1. moeten
We moeten snel handelen.
De woordenschat van het Esperanto is de grootste, alhoewel er relatief zeer weinig woorddelen moeten vanbuiten geleerd worden in vergelijking met de woorden van de natuurlijke talen.
Je zou echt eens moeten beginnen denken voor je jouw mond open doet, je zou op die manier veel misverstanden kunnen vermijden.
Meer moeten we niet zeggen dan dat uiteindelijk, dit niet aanvaardbaar is.
Fanta drinken en noobs vertellen dat ze hun kop moeten houden, antwoordde Al-Sayib, terwijl hij een slokje van de eerdergenoemde Fanta nam. "Wacht even, met wie spreek ik?"
Jij en ik weten natuurlijk wel beter dan dat je verkouden zou worden door zonder jas naar buiten te gaan, maar je zult ze de kost moeten geven die denken dat dat wel zo is.
Ik weet niet of het een programmafout is, maar dit programma werkt niet zoals het zou moeten.
Wist ik veel dat je geen tomaat lust. Dat kan ík toch niet ruiken! Dat had je van tevoren moeten zeggen.
Jullie moeten samen een mandje appels naar opa brengen, zei moeder. "Jij houdt de ene kant vast, en jij de andere. En zo lopen jullie dan."
Dat u zo'n end niet meer kan lopen is toch niks om u voor te schamen?! Je zal ze de kost moeten geven die op uw leeftijd überhaupt niet meer kunnen lopen.
Hè? Dima begreep het niet. "Maar spreek ik niet met Al-Sayib? En ben je geen Fanta aan het drinken en noobs aan het vertellen dat ze hun kop moeten houden?"
Veel Amerikanen voelen zich ongemakkelijk bij een stilte, en ze beschouwen een stilte tijdens een gesprek als een teken dat ze zelf moeten beginnen spreken.
Noobs, stelde Al-Sayib. "Als 25 mensen door jou vermoord zijn, Dima, dan moeten het wel noobs geweest zijn."
Wiskundigen zijn dichters, alleen moeten ze de vruchten van hun fantasie ook nog bewijzen.
Nog erger! riep Al-Sayib uit. "Ze weten niet wat ze met je aan moeten, Dima!"
2. plicht
Engeland verwacht dat iedereen zijn plicht zal doen.
Het is onze plicht om de wet altijd te gehoorzamen.
3. te danken hebben
4. taak
Uw taak was erg moeilijk.
Hij heeft mij een nieuwe taak toebedeeld.
Ze hebben ons deze taak opgelegd.
Hij kon de taak aan.
De taak is zo moeilijk dat ik ze niet kan volbrengen.
Uiteindelijk moest hij de taak overnemen.
De taak verbruikte al zijn energie.
Hij vervulde de taak op eigen krachten.
Mijn eerste taak was om er ongekwalificeerde sollicitanten uit te halen.
De taak is zo goed als afgewerkt.
Ze denken dat hij niet geschikt is voor deze taak.
Ik zal deze taak volbrengen.
Het is zijn taak onkruid te wieden in de tuin.
Kleren wassen is mijn taak.