das Wörterbuch Polnisch Minus niederländisch

język polski - Nederlands, Vlaams

niemcy Holländisch:

1. Duitsland Duitsland


Zijn vaderland is Duitsland.
Duitsland grenst aan Nederland.
Als je Zwitserland zou strijken, zou het groter zijn dan Duitsland.
Ik snap niet waarom Duitsland het Eurovisiesongfestival gewonnen heeft.
De hereniging van Duitsland vond plaats in 1990
Trier is de oudste stad van Duitsland.
Duitsland is een parlementaire republiek.
Samen met Groot-Brittannië zou Frankrijk de import van afvalstoffen uit Duitsland kunnen verbieden.
De studente die voor de leraar zat, komt uit Duitsland.
Hij komt oorspronkelijk uit Duitsland.
Ze zeggen dat hij in Duitsland geboren is.
Duitsland was ooit een bondgenoot van Italië.
Ik heb deze boeken in Duitsland besteld.
Ze ging naar Duitsland om medicijnen te studeren.
De Italiaanse maffia is een onderschat probleem in Duitsland.