1. huren
Laten we daar een fiets huren.
Ik zou graag een auto willen huren.
Ik houd er niet van iets te verhuren, noch te huren.
Ik wil en wagen huren.
Holländisch Wort "wynajmować"(huren) tritt in Sätzen auf:
Les 11 Les 345/4 Op kamers!czasowniki pl - nd