→ 2. Ubranie. Ubieranie Się. → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Lernen beginnen

mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen

Frage		Antworten
nagie, nagi, nago Nie mam nic na sobie. Czuję się nagi. Lernen beginnen		bloot, blote Ik ben bloot. Ik voel me bloot.
przebrać się (w coś innego) Przebiorę się w nowe ubranie. On się przebiera. Lernen beginnen		zich omkleden Ik zal me even omkleden. Hij kleedt zich om.
wciągnąć/ ściągnąć Ona nakłada spódnicę. On musi nałożyć spodnie./ ściągamy kamizelki. Lernen beginnen		aantrekken/ uittrekken Ze trekt een rok aan. Hij moet een broek aantrekken./ We trekken vesten uit.
sklep odzieżowy Lernen beginnen		de kledingwinkel
przymierzalnia Lernen beginnen		de paskamer
sprzedawca, sprzedawczyni Lernen beginnen		de verkoper, de verkoopster
sklep obówniczy Lernen beginnen		de schoenenzak
rozmiar Lernen beginnen		de maat
za małe Lernen beginnen		te klein
przymierzać Lernen beginnen		passen
jeden i drugi, jedno i drugie, obydwoje, obydwie, obydwa, oboje Lernen beginnen		allebei
wybór Czy dokonał pan wyboru? / Dokonałem wyboru. Lernen beginnen		de keus Hebt u een keus gemaakt?/ Ik heb een keus gemaakt.
druga strona Ona miejszka po drugiej stronie. Lernen beginnen		de overkant Zij woont aan de overkant.
rozliczyć się Idę się rozliczyć. Lernen beginnen		afrekenen Ik ga even afrekenen.
kwiecista/ w kwiaty Lernen beginnen		gebloemd/ met bloemen
około Lernen beginnen		ongeveer
Proszę bardzo! (kiedy kogoś przepuszczamy) Lernen beginnen		Gaat u gang!
chwileczkę Lernen beginnen		't ogenblikje; 't momentje
budżet To jest trochę powyżej mojego budżetu. Lernen beginnen		het budget Dit is beetje boven mijn budget.
wyglądać On wygląda dobrze. Ona ładnie wygląda. Lernen beginnen		uitzien Hij ziet (er) goed uit. Ze ziet (er) mooi uit.
pasiaste/ w paski Lernen beginnen		gestreept/ met strepen
kraciaste/ w kratkę Lernen beginnen		geruit/ met Schotse ruit
wykropkowane, w groszki Lernen beginnen		gestippeld/ met stippen
jasno szare/ ciemno szare Lernen beginnen		lichtgrijs/ donkergrijs
przebierać się (za kogoś) Przebieram się za Zombie. / (uwaga: cz. przyszły) Przebiorę się za Zombie. Lernen beginnen		zich verkleden Ik verkleed me als Zombie. /Ik zal me als Zombie verkleden.

2. Ubranie. Ubieranie się.

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr