ciało człowieka

 0    157 Datenblatt    Vinceq
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
głowa
Uderzył się mocno w głowę.
Lernen beginnen
het hoofd
Hij heeft zijn hoofd hard gestoten.
czoło
Lernen beginnen
het voorhoofd
włosy
Lernen beginnen
het haar
twarz
Ona ma taką piękną twarz.
Lernen beginnen
het gezicht
Ze heeft zo'n mooi gezicht.
oko
Mam brązowe oczy.
Lernen beginnen
het oog
Ik heb bruine ogen.
powieka
Lernen beginnen
het ooglid
rzęsa
Lernen beginnen
de wimper
brew
Lernen beginnen
de wenkbrauw
nos
Kolega złamał mi nos.
Lernen beginnen
de neus
Een vriend heeft mijn neus gebroken.
ucho
Lernen beginnen
het oor
usta
A teraz otwórz szeroko usta.
Lernen beginnen
de mond
En nu doe jouw mond wijd open.
warga
Lernen beginnen
de lip
ząb
Lernen beginnen
de tand
ząb trzonowy
Lernen beginnen
de kies
dziąsło
Lernen beginnen
het tandvlees
szczęka
Lernen beginnen
de kaak
język
Lernen beginnen
de tong
podbródek
Lernen beginnen
de kin
policzek
Lernen beginnen
de wang
gardło
Lernen beginnen
de keel
Broda
Lernen beginnen
de baard
wąsy
Lernen beginnen
de snor
szyja (przednia część)
Lernen beginnen
de hals
szyja, kark
Lernen beginnen
de nek
pryszcz
Lernen beginnen
het puistje
zaskórnik, wągr
Lernen beginnen
de mee-eter
brodawka
Lernen beginnen
de wrat
Piegi
Lernen beginnen
de Sproeten
żołądek
Lernen beginnen
de maag
brzuch
Lernen beginnen
de buik
pępek
Lernen beginnen
de navel
ręka
Gdzie mogę umyć ręce?
Lernen beginnen
de hand
Waar kan ik mijn handen wassen?
palec u ręki
Lernen beginnen
de vinger
kciuk
Lernen beginnen
de duim
palec wskazujący
Lernen beginnen
de wijsvinger
środkowy palec
Lernen beginnen
de middelvinger
palec serdeczny
Lernen beginnen
de ringvinger
mały palec
Lernen beginnen
de pink
czubek palca
Lernen beginnen
de vingertop
dłoń
Lernen beginnen
de palm
paznokieć
Lernen beginnen
de nagel
ramię
Lernen beginnen
de schouder
ramię, ręka
Został przyjęty z otwartymi ramionami.
Lernen beginnen
de arm
Hij werd met open armen ontvangen.
przedramię
Lernen beginnen
de onderarm
łokieć
Lernen beginnen
de elleboog
nadgarstek
Lernen beginnen
de pols
Puls
Lernen beginnen
de polsslag
pierś, klatka piersiowa
Lernen beginnen
de borst
biust
Lernen beginnen
de boezem
wnętrzności
Lernen beginnen
de ingewanden
jelito grube
Lernen beginnen
de dikke darm
jelito cienkie
Lernen beginnen
de dunne darm
wątroba
Lernen beginnen
de lever
nerki
Lernen beginnen
de nieren
pęcherz
Lernen beginnen
de blaas
woreczek żółciowy
Lernen beginnen
de galblaas
gruczoł
Lernen beginnen
de klier
tarczyca
Lernen beginnen
de schildklier
płuco
Lernen beginnen
de long
noga
Lernen beginnen
het been
udo
Lernen beginnen
de dij
goleń
Lernen beginnen
het scheenbeen
kolano
Lernen beginnen
de knie
łydka
Lernen beginnen
de kuit
kostka
Lernen beginnen
de enkel
stopa
Lernen beginnen
de voet
podeszwa
Lernen beginnen
de zool
pięta
Lernen beginnen
de hiel
palec u nogi
Lernen beginnen
de teen
szkielet
Lernen beginnen
het skelet
czaszka
Lernen beginnen
de schedel
plecy
Myślę, że ona robi coś za moimi plecami.
Lernen beginnen
de rug
Ik geloof dat ze iets achter mijn rug doet.
kręgosłup
Lernen beginnen
de ruggengraat, de wervelkolom
kość
Lernen beginnen
het bot
szpik kostny
Lernen beginnen
het merg
żebro
Lernen beginnen
de rib
mięsień
Lernen beginnen
de spier
pośladki
Lernen beginnen
de billen
tyłek
Lernen beginnen
de kont
serce
Złamał mi serce.
Lernen beginnen
het hart
Hij heeft mijn hart gebroken.
żyła
Lernen beginnen
de ader
żylaki
Lernen beginnen
de spatader
tętnica
Lernen beginnen
de slagader
krew
Straciła dużo krwi.
Lernen beginnen
het bloed
Zij heeft veel bloed verloren.
mózg
Lernen beginnen
de hersenen
członek (męski)
Lernen beginnen
het lid
nerw
Lernen beginnen
de zenuw
ścięgno
Lernen beginnen
de pees
kończyny
Lernen beginnen
de ledematen
zmarszczka
Lernen beginnen
de rimpel
grzywka
Lernen beginnen
de pony
warkocz
Lernen beginnen
de vlecht
kucyk, kitka
Lernen beginnen
de paardenstaart
kręcony
Lernen beginnen
krulig
lok
Lernen beginnen
de kurl
czubek głowy
Lernen beginnen
de kruin
peruka
Lernen beginnen
het haarstuk
źrenica
Lernen beginnen
de pupil
podniebienie
Lernen beginnen
het verhemelte
jama ustna
Lernen beginnen
de mondholte
struny głosowe
Lernen beginnen
de stembanden
przełyk
Lernen beginnen
de slokdarm
układ krążenia krwi
Lernen beginnen
de bloedsomloop
układ nerwowy
Lernen beginnen
het zenuwstelsel
skroń
Lernen beginnen
de slaap
płatek ucha
Lernen beginnen
de oorlel
migdałki podniebienne
Lernen beginnen
de amandelen
odcisk palca
Lernen beginnen
de vingerafedruk
połykać
Lernen beginnen
inslikken
zadławić się
Lernen beginnen
zich verslikken
wydmuchać (swój) nos
Lernen beginnen
zijn neus snuiten
Marszczyć brwi
Lernen beginnen
Fronsen
mrugać
Lernen beginnen
knipogen
czuć
Czujemy się dobrze.
Lernen beginnen
voelen
We voelen ons goed.
widzieć
Byłem wczoraj w pubie i Cię nie widziałem.
Lernen beginnen
zien
Ik was gisteren in de pub en ik heb jou niet gezien.
smakować, próbować
Lernen beginnen
proeven
słyszeć
Nie słyszę cię!
Lernen beginnen
horen
Ik kan niet jou horen!
kiwać, skinąć głową
Lernen beginnen
knikken
żuć
Lernen beginnen
kauwen
ziewać
Lernen beginnen
gapen
oddychać
Wypuśćcie mnie, nie mogę oddychać!
Lernen beginnen
ademen
Laat me eruit, ik kan niet ademen!
kaszleć
Mój mąż kaszlał tak głośno, że mnie obudził.
Lernen beginnen
hoesten
Mijn man hoestte zo luid dat hij me wakker heeft gemaakt.
kichać
Dlaczego pieprz powoduje, że kicham?
Lernen beginnen
niezen
Waarom doet peper me niezen?
bekać
Lernen beginnen
boeren
ruchać
Lernen beginnen
neuken, naaien
oddech
Lernen beginnen
de adem
Ślina
Lernen beginnen
Het speeksel
woskowina uszna
Lernen beginnen
het oorsmeer
Smark
Lernen beginnen
Het snot
mocz
Lernen beginnen
de urine
siki
Lernen beginnen
de pis
odchody
Lernen beginnen
de uitwerpselen
kupa
Lernen beginnen
de poep
gówno
Lernen beginnen
de stront
Pot
Lernen beginnen
het zweet
beknięcie
Lernen beginnen
de Boer
łza
Lernen beginnen
de traan
płakać
Bądź mężczyzną i przestań płakać!
Lernen beginnen
huilen
Wees een man en stop met huilen!
sikać
Lernen beginnen
plassen
robić siusiu
Lernen beginnen
een plasje doen
robić kupę
Lernen beginnen
poepen
iść do toalety
Lernen beginnen
naar de wc gaan
zrobić jedynkę
Lernen beginnen
een kleine boodschap doen
zrobić dwójkę
Lernen beginnen
een grote boodschap doen
dupa, tyłek, odbyt
Lernen beginnen
de bips, het gat
pochwa, cipka
Lernen beginnen
de vagina, kut, pus
penis, kutas
Lernen beginnen
de penis, plasser, piemel
wysoki
Lernen beginnen
lang
niski
Lernen beginnen
kort
gruby, gęsty
Książka pokryta była grubą warstwą kurzu.
Lernen beginnen
dik
Het boek werd bedekt met een dikke laag stof.
chudy
Lernen beginnen
dun
chudy
Lernen beginnen
mager
ładny
Jaka piękna dziewczyna!
Lernen beginnen
mooi
Wat een mooi meisje!
brzydki
On jest taki brzydki.
Lernen beginnen
lelijk
Hij is zo lelijk.
łysy
Mój najlepszy przyjaciel jest łysy i bardzo wysoki.
Lernen beginnen
kaal
Mijn beste vriend is kaal en erg lang.
tłuste włosy
Lernen beginnen
vet
pomarszczony
Lernen beginnen
rimpelig

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.