czasowniki 3

 0    46 Datenblatt    joannasedk
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
separate divorce
Lernen beginnen
scheiden/ scheidde /zijn gescheiden
shine
Lernen beginnen
schijnen / scheen/schenen / hebben geschenen
write
Lernen beginnen
schrijven / schreef/schreven / hebben geschreven
be scared
Lernen beginnen
schrikken schrok zijn geschrokken
hit
Lernen beginnen
slaan, sloeg, geslagen
sleep, slept, slept
sleep
Lernen beginnen
slapen, sliep, geslapen
close
Lernen beginnen
sluiten, sloot, h. gesloten
cutting
Lernen beginnen
snijden, sneed,h. gesneden
speak
Lernen beginnen
spreken, sprak, gesproken
jump
Lernen beginnen
springen, sprong, h/z gesprongen
stand
Lernen beginnen
staan, stond, h gestaan
steal
Lernen beginnen
stelen, stal, h gestolen
die
Lernen beginnen
sterven, stierf, zijn gestorven
stink
Lernen beginnen
stinken, stonk,
ironing
Lernen beginnen
strijken, streek, heeft gestreken
draw ciągnąć
Lernen beginnen
trekken, trok, h getrokken
go out
Lernen beginnen
uitgaan, ging uit, zijn uitgegaan
sort out
Lernen beginnen
uitzoeken, zocht uit, h uitgezocht
fall
Lernen beginnen
vallen, viel, gevallen zijn
catch
Lernen beginnen
vangen, ving, h gevangen
boating sail
Lernen beginnen
varen, voer, h/z gevaren
hold
Lernen beginnen
vasthouden, hield vast, h vastgehouden
fighting
Lernen beginnen
vechten, vocht, h gevochten
forbid
Lernen beginnen
verbieden, verbood, heeft verboden
forgot
Lernen beginnen
vergeten, vergat, z vergeten
sell
Lernen beginnen
verkopen, verkocht, heeft verkocht
lose
Lernen beginnen
verliezen, verloor, h/z verloren
understand
Lernen beginnen
verstaan, vetstond, h verstaan
leave depart
Lernen beginnen
vetrekken, vertrok, z vertrokken
find
Lernen beginnen
vinden, vond, gevonden
ask
Lernen beginnen
vragen, vroeg, gevraagd
freeze
Lernen beginnen
vriezen; vroor; gevroren
wash
Lernen beginnen
wassen, waste, heeft gewassen
wash
Lernen beginnen
wassen, waste, heeft gewassen
weighed
Lernen beginnen
wegen, woog, h gewogen
go away
Lernen beginnen
weggaan, ging weg, z weggegaan
know
Lernen beginnen
weten, wist, h geweten
win
Lernen beginnen
winnen, won, gewonnen
become
Lernen beginnen
worden, werd, zijn geworden
say
Lernen beginnen
zeggen, zei, zeiden, h gezien
be
Lernen beginnen
zijn, was/waren, geweest
sing
Lernen beginnen
zingen, zong, gezongen
sit
Lernen beginnen
zitten, zat, gezeten
search
Lernen beginnen
zoeken, zocht, gezocht
will, would
Lernen beginnen
zullen, zou zouden
swim
Lernen beginnen
zwemmen, zwom, zwommen, heeft gezwommen

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.