Czasowniki i godziny

 0    119 Datenblatt    palinskamonika
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
oglądać
Lernen beginnen
kijken
oglądam
Lernen beginnen
ik kijk
oglądasz
Lernen beginnen
jij kijkt
on ogląda
Lernen beginnen
hij kijkt
oglądacie
Lernen beginnen
jullie kijken
pracować
Lernen beginnen
werken
kosztować
Lernen beginnen
kosten
odpowiadać
Lernen beginnen
antwoorden
widzieć
Lernen beginnen
zien
Widzę
Lernen beginnen
ik zie
zobaczysz
Lernen beginnen
jij ziet
on widzi
Lernen beginnen
hij ziet
wy widzicie
Lernen beginnen
jullie zien
robić
Lernen beginnen
doen
iść
Lernen beginnen
gaan
stać
Lernen beginnen
staan
Idę
Lernen beginnen
ik ga
idziesz
Lernen beginnen
jij gaat
on idzie
Lernen beginnen
hij gaat
wy idziecie
Lernen beginnen
jullie gaan
rozmawiać
Lernen beginnen
praten
zrobic
Lernen beginnen
maken
jeść
Lernen beginnen
eten
jem
Lernen beginnen
ik eet
jesz
Lernen beginnen
jij eet
on je
Lernen beginnen
hij eet
jecie
Lernen beginnen
jullie eten
brać
Lernen beginnen
nemen
bawić się
Lernen beginnen
spelen
kupić
Lernen beginnen
kopen
trwać
Lernen beginnen
duren
nadchodzę
Lernen beginnen
ik kom
nadchodzisz
Lernen beginnen
jij komt
on przychodzi
Lernen beginnen
hij komt
przyszli
Lernen beginnen
zij komen
siedzieć
Lernen beginnen
zitten
postawić, nastawić, położyć
Lernen beginnen
zetten
kłaść
Lernen beginnen
leggen
leżeć
Lernen beginnen
liggen
przestać, zatrzymać (się)
Lernen beginnen
stoppen
Siedzę
Lernen beginnen
ik zit
Usiądź
Lernen beginnen
jij zit
siedzicie
Lernen beginnen
jullie zitten
żyć
Lernen beginnen
leven
wierzyć
Lernen beginnen
geloven
malować
Lernen beginnen
verven
odważyć się
Lernen beginnen
durven
podróżować
Lernen beginnen
reizen
przeprowadzać się
Lernen beginnen
verhuizen
ograniczać się
Lernen beginnen
grenzen
bać sie
Lernen beginnen
vrezen
podróżuję
Lernen beginnen
ik reis
podróżujesz
Lernen beginnen
jij reist
ona podróżuje
Lernen beginnen
zij reist
podróżujecie
Lernen beginnen
jullie reizen
żyję
Lernen beginnen
ik leef
Żyjesz
Lernen beginnen
jij leeft
on żyje
Lernen beginnen
hij leeft
jestem
Lernen beginnen
ik ben
jesteś
Lernen beginnen
jij bent
on jest
Lernen beginnen
hij is
jesteśmy
Lernen beginnen
wij zijn
mam
Lernen beginnen
ik heb
masz
Lernen beginnen
jij hebt
on ma
Lernen beginnen
hij heeft
mamy
Lernen beginnen
wij hebben
jeździć
Lernen beginnen
rijden
przynieść, zaprowadzić
Lernen beginnen
brengen
spać
Lernen beginnen
slapen
odebrać
Lernen beginnen
halen
pić
Lernen beginnen
drinken
robić
Lernen beginnen
doen
dostać
Lernen beginnen
krijgen
dać
Lernen beginnen
geven
być, stać się
Lernen beginnen
worden
chcieć
Lernen beginnen
willen
móc, mieć pozwolenie
Lernen beginnen
mogen
wiedzieć
Lernen beginnen
weten
rozumieć
Lernen beginnen
begrijpen
zapamiętać
Lernen beginnen
onthouden
zapomnieć
Lernen beginnen
vergeten
biegać
Lernen beginnen
rennen
Poniedziałek
Lernen beginnen
maandag
Wtorek
Lernen beginnen
dinsdag
Środa
Lernen beginnen
woensdag
Czwartek
Lernen beginnen
donderdag
Piątek
Lernen beginnen
vrijdag
Sobota
Lernen beginnen
zaterdag
niedziela
Lernen beginnen
zondag
we wtorek
Lernen beginnen
op dinsdag
wiosna
Lernen beginnen
lente
lato
Lernen beginnen
zomer
jesień
Lernen beginnen
herfst
zima
Lernen beginnen
winter
we wrześniu
Lernen beginnen
in september
zegar
Lernen beginnen
de klok
zegarek
Lernen beginnen
het horloge
sekunda
Lernen beginnen
de seconde
minuta
Lernen beginnen
de minuut
godzina
Lernen beginnen
het uur
kwadrans
Lernen beginnen
het kwartier
'rankiem
Lernen beginnen
's morgens
'po południu
Lernen beginnen
's middags
'wieczorem
Lernen beginnen
's avonds
która godzina?
Lernen beginnen
hoe laat is het?
Jest druga
Lernen beginnen
het is twee ur
o jakiej godzinie
Lernen beginnen
om welk ur
jak długo
Lernen beginnen
hoe lang
Jest dziesięć po szóstej.
Lernen beginnen
Het is tien over zes.
Jest za dziesięć szósta
Lernen beginnen
Het is tien voor zes
Jest dziesięć po wpół do piątej
Lernen beginnen
Het is tien over half vijf
Jest za dziesięć wpół do drugiej
Lernen beginnen
Het is tien voor half twee.
do
Lernen beginnen
naar
przed
Lernen beginnen
voor
w
Lernen beginnen
in
z
Lernen beginnen
uit
z
Lernen beginnen
met
u (kogoś), przy
Lernen beginnen
bij
trochę
Lernen beginnen
een beetje

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.