→ Het Vervoer → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
transport Lernen beginnen		het vervoer
pieszo Lernen beginnen		te voet
pociągiem Lernen beginnen		met de trein
taxówką Lernen beginnen		met de taxi
peron Lernen beginnen		het spoor
odjeżdżać Lernen beginnen		vertrekken
lądować (o samolocie) Lernen beginnen		landen (over het vliegtuig)
samolot Lernen beginnen		het vliegtuig
lotnisko Lernen beginnen		het vliegveld
nad, na górze Lernen beginnen		boven
dół, na dole Lernen beginnen		beneden
piętrowy autobus Lernen beginnen		de dubbeldekker
dyrygent, konduktor Lernen beginnen		de conducteur
nadjeżdżac pociag wjezdza na 8 peron Lernen beginnen		binnenkomen de trein komt binnen op spoor 8
Pośpiesz się! Lernen beginnen		kom op! schiet op!
iść, chodzić, spacerować Lernen beginnen		lopen
spieszyć się Lernen beginnen		opschieten
pozwalać Lernen beginnen		laten
zamykać Lernen beginnen		sluiten
drzwi pociągu Lernen beginnen		de treindeuren
czekać Lernen beginnen		wachten
wewnętrzna kieszeń kurtki Lernen beginnen		de binnenzak van je jas
pani, dama Lernen beginnen		de dame
piętro Lernen beginnen		de verdieping = de etage
przedział w pociągu Lernen beginnen		de coupé
gwizdek Lernen beginnen		het fluitje
cierpliwość Lernen beginnen		het geduld
Pan. Lernen beginnen		de heer
Panie i Panowie Lernen beginnen		dames en heren
podróż Lernen beginnen		de reis
kwadrans Lernen beginnen		het kwartier
minuta Lernen beginnen		de minuut
spiker Lernen beginnen		de omroeper
bilet, bilet Lernen beginnen		het plaatsbewijs, het kaartje
stacja Lernen beginnen		het station
czas Lernen beginnen		de tijd
punktualnie Lernen beginnen		op tijd
godzina Lernen beginnen		het uur
opóźnienie Lernen beginnen		de vertraging
spokojny, spokojnie Lernen beginnen		rustig
bezpieczna podróż Lernen beginnen		prettige reis
opóźniony Lernen beginnen		vertraagd
pełny, cały Lernen beginnen		vol
do Lernen beginnen		naar
za pociag odjezdza za kwadrans Lernen beginnen		over de trein vertrekt over een kwartier
z pociag z 10.23 Lernen beginnen		van de trein van 10.23
absolutny, absolutnie Lernen beginnen		absoluut
jeśli jesli teraz pojdziemy Lernen beginnen		als als we nu gaan
inaczej inaczej sie spoznimy Lernen beginnen		anders anders komen we te laat
wystarczający, wystarczająco Lernen beginnen		genoeg
tu Lernen beginnen		hier
w porządku Lernen beginnen		in orde
przeważnie Lernen beginnen		meestal
jeszcze Lernen beginnen		nog
ponieważ ponieważ poniewaz nauczyciel jest chory Lernen beginnen		omdat, want omdat de docent ziek is, want de docent is ziek
no! no tego nie wiem Lernen beginnen		toch dat weet ik toch niet
często Lernen beginnen		vaak
zepsuty, zmęczony, wyczerpany Lernen beginnen		kapot
ubrania Lernen beginnen		de kleren
nerwowy Lernen beginnen		nerveus
zmęczony Lernen beginnen		moe
brać Lernen beginnen		nemen
używać Lernen beginnen		gebruiken
motorower Lernen beginnen		de brommer
autobus Lernen beginnen		de bus
silnik, motor Lernen beginnen		de motor
tramwaj Lernen beginnen		de tram
metro Lernen beginnen		de metro
łódź Lernen beginnen		de boot
Idę, idę pieszk Lernen beginnen		Ik ga lopend, ik ga te voet
trwać Lernen beginnen		duren
metoda transportu Lernen beginnen		het vervoermiddel
czas podróży Lernen beginnen		de reistijd
obie Lernen beginnen		alletwei
centrum Lernen beginnen		het centrum
Wróć do domu Lernen beginnen		gaan terug naar huis
stąd Lernen beginnen		van hier
pojechać na wakacje Lernen beginnen		op vakantie gaan
piosenka Lernen beginnen		het liedje
grzechotać Lernen beginnen		rammellen
nagle Lernen beginnen		plots
wózek Lernen beginnen		de kar
Redukować Lernen beginnen		verminderen
twarz Lernen beginnen		het gezicht
uśmiechnięty Lernen beginnen		lachende
serce Lernen beginnen		het hart
wysiadać Lernen beginnen		uitstappen
filar Lernen beginnen		de pilaar
pojawiać się Lernen beginnen		verschijnen
powoli, powoli Lernen beginnen		langzaam, langzame
wyjsc naprzeciw Lernen beginnen		tegemoet kommen
schronienie Lernen beginnen		de luwte
bilet powrotny Lernen beginnen		het retourtje
zniżka Lernen beginnen		de korting
pociąg bezpośredni Lernen beginnen		directe trein
zmiana, przesiadka Lernen beginnen		overstappen
stolicą Belgii jest Bruksela Lernen beginnen		de hoofdstad van Belgie is Brussel
kościół Lernen beginnen		de kerk
budynek Lernen beginnen		het gebouw
smakować Lernen beginnen		proeven
wiać Lernen beginnen		waaien
dzwonić Lernen beginnen		bellen
słuchać Lernen beginnen		luisteren
powiedzieć Lernen beginnen		zeggen
kosztować Lernen beginnen		kosten
postawić, nastawić, położyć Lernen beginnen		zetten
żyć Lernen beginnen		leven
rozmawiać Lernen beginnen		praten
gotować Lernen beginnen		koken
miły Lernen beginnen		aardig
wskazówka Lernen beginnen		de tip
odwiedzać Lernen beginnen		bezoeken
średniowieczny Lernen beginnen		middeleeuws
wyczerpany Lernen beginnen		doodop
jeść śniadanie Lernen beginnen		ontbijten
śniadanie Lernen beginnen		het ontbijt
wspaniały, piękny Lernen beginnen		prachtig
jeść obiad Lernen beginnen		lunchen
pod koniec dnia Lernen beginnen		aan het eind van de dag
wart wysiłku Lernen beginnen		waard de moeite
entuzjastyczny Lernen beginnen		enthousiast
zazdrosny Lernen beginnen		jaloers
tak właściwie Lernen beginnen		eingelijk
nudny Lernen beginnen		saai
egzamin Lernen beginnen		het tentamen
aktor Lernen beginnen		de acteur
obawiać się Lernen beginnen		bang zijn
zdać egzamin Lernen beginnen		het examen halen
mieć dość mam tego dosyc Lernen beginnen		balen van ik baal ervan
skarżyć się Lernen beginnen		klagen
blisko, blisko Lernen beginnen		dichtbij, vlakbij
czarny i biały Lernen beginnen		zwart / wit
brudny lub czysty Lernen beginnen		vies of schoon
tanie lub drogie Lernen beginnen		goedkoop of duur
stary czy młody Lernen beginnen		oud of jong
szybko lub wolno Lernen beginnen		snel of langzaam
pozytywny lub negatywny Lernen beginnen		positief of negatief
piękna lub brzydka Lernen beginnen		mooi of lelijk
ciepły czy zimny Lernen beginnen		warm of koud
wysoki lub mały (o osobie) Lernen beginnen		hoog of klein (over een persoon)
zabawne lub nudne Lernen beginnen		leuk of saai
dobry czy zły Lernen beginnen		goed of slecht
jasne lub ciemne Lernen beginnen		licht of donker
gruby lub cienki Lernen beginnen		dik of dun
daleko lub blisko Lernen beginnen		ver of dichtbij
brudne [obrzydliwe] lub smaczne Lernen beginnen		vies [vieze] of lekker
korki Lernen beginnen		files
poszerzać, rozszerzać Lernen beginnen		verlengen
słoneczny Lernen beginnen		zonnig
na węźle (skrzyzowaniu) Lernen beginnen		op de knooppunt
ruch drogowy Lernen beginnen		het verkeer
utknąć ruch sie zacina Lernen beginnen		vastlopen lippt het verkeer vast
zaskoczony Lernen beginnen		verbaasd
nieruchomy Lernen beginnen		stilstaande
Autostrada Lernen beginnen		de snelweg
przede wszystkim Lernen beginnen		vooral
godziny szczytu Lernen beginnen		de spits
rozwiązanie Lernen beginnen		de oplossing
śledztwo, badanie Lernen beginnen		het onderzoek
okazać się Lernen beginnen		blijken
znikać Lernen beginnen		verdwijnen
transport publiczny Lernen beginnen		het openbaar vervoer
wsiadać Lernen beginnen		opstappen
jechać dalej Lernen beginnen		doorrijden
samochód służbowy Lernen beginnen		de auto van de zaak
elastyczne godziny pracy Lernen beginnen		flexibele werktijden
odespac Lernen beginnen		uitslapen
szef Lernen beginnen		de baas
benzyna Lernen beginnen		de benzine
sposób podróżowania Lernen beginnen		de manier van reizen
ramię, ręka Lernen beginnen		de arm
Straż pożarna Lernen beginnen		de brandweer
toaleta Lernen beginnen		het toilet
strażacy Lernen beginnen		de brandweerlieden
utknął Lernen beginnen		het zat vast
z tego powodu Lernen beginnen		hierdoor
uwalniać Lernen beginnen		bevrijden
luźny Lernen beginnen		los
ostateczny, ostatecznie Lernen beginnen		uiteindelijk
część Lernen beginnen		het deel
siniak Lernen beginnen		blauwe plek
schody ruchome Lernen beginnen		de roltrap
pasażerowie pociągu Lernen beginnen		de treinreizigers
Platforma Lernen beginnen		het perron
spieszyć się, spieszyć Lernen beginnen		haast hebben, zich haasten
test Lernen beginnen		de proef
stać spokojnie Lernen beginnen		stilstaan
mijać Lernen beginnen		passeren
dzień wolny od korków Lernen beginnen		filevrije dag
cel Lernen beginnen		het doel
no! mimo to Lernen beginnen		toch
wynik Lernen beginnen		het resultaat
poluzowany Lernen beginnen		losten
prędzej czy później Lernen beginnen		eerder of later
brać udział (w konkursie) Lernen beginnen		meedoen aan (wedstrijd)

het vervoer

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr