→ Praca Gramatyka 1 Wszy Dzien → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Frage		Antworten
ik vraag Lernen beginnen		pytam
je vraagt Lernen beginnen		pytasz
hij/zij/het vraagt Lernen beginnen		on / ona / ono pyta
wij vragen Lernen beginnen		prosimy
jullie vragen Lernen beginnen		pytasz
zij vragen Lernen beginnen		pytają
ik heb gevraagd Lernen beginnen		Poprosiłem
je hebt gevraagd Lernen beginnen		zapytałeś
hij/zij/het heeft gevraagd Lernen beginnen		on / ona / to zapytał
we hebben gevraagd Lernen beginnen		zapytaliśmy
jullie hebben gevraagd Lernen beginnen		zapytałeś
zij hebben gevraagd Lernen beginnen		zapytali
ik vroeg Lernen beginnen		poprosiłem
je vroeg Lernen beginnen		zapytałeś
hij/zij/het vroeg Lernen beginnen		on / ona / to zapytał
we vroegen Lernen beginnen		zapytaliśmy
jullie vroegen Lernen beginnen		zapytałeś
zij vroegen Lernen beginnen		zapytali
ik zal vragen Lernen beginnen		Zapytam
je zult vragen Lernen beginnen		zapytasz
hij/zij/het zal vragen Lernen beginnen		on / ona / to zapyta
we zullen vragen Lernen beginnen		zapytamy
julllie zullen vragen Lernen beginnen		zapytasz
zij zullen vragen Lernen beginnen		zapytają
ik antwoord Lernen beginnen		odpowiadam
je antwoordt Lernen beginnen		ty odpowiadasz
hij/zij/het antwoordt Lernen beginnen		on / ona / ono odpowiada
we antwoorden Lernen beginnen		odpowiadamy
jullie antwoorden Lernen beginnen		twoje odpowiedzi
ik heb geantwoord Lernen beginnen		Odpowiedziałem
je hebt geantwoord Lernen beginnen		odpowiedziałeś
hij/zij/het heeft geantwoord Lernen beginnen		on / ona / ono odpowiedział
we hebben geantwoord Lernen beginnen		odpowiedzieliśmy
jullie hebben geantwoord Lernen beginnen		odpowiedziałeś
zij hebben geantwoord. Lernen beginnen		oni odpowiedzieli.
ik zal antwoorden Lernen beginnen		Odpowiem
je zult antwoorden Lernen beginnen		ty odpowiesz
hij/zij/het zal antwoorden Lernen beginnen		on / ona / ono odpowie
we zullen antwoorden Lernen beginnen		odpowiemy
jullie zullen antwoorden Lernen beginnen		ty odpowiesz
zie zullen antwoorden Lernen beginnen		see odpowie
Ik draag Lernen beginnen		noszę
jej draagt Lernen beginnen		jej
hij/zij/het draagt Lernen beginnen		on / ona / on nosi
we dragen Lernen beginnen		nosimy
jullie dragen Lernen beginnen		nosisz
zij dragen Lernen beginnen		noszą
ik heb gedragen Lernen beginnen		Zachowałem się
jij hebt gedragen Lernen beginnen		zachowałeś się
hij/zij/het heeft gedragen Lernen beginnen		on / ona / on zachował się
we hebben gedragen Lernen beginnen		zachowaliśmy się
zij hebben gedragen Lernen beginnen		noszą
ik droeg Lernen beginnen		Nosiłem
jij droeg Lernen beginnen		nosiłeś
hij/zij/het droeg Lernen beginnen		on / ona / on nosił
wij droegen Lernen beginnen		nieśliśmy
jullie droegen Lernen beginnen		nosiłeś
zij droegen Lernen beginnen		nosili
ik zal dragen Lernen beginnen		Będę nosić
jij zult dragen Lernen beginnen		będziesz ponosić
hij/zij/het zal dragen Lernen beginnen		on / ona / będzie się nosić
we zullen dragen Lernen beginnen		będziemy ponosić
juliie zullen dragen Lernen beginnen		Lipie będzie się nosić
zij zullen dragen Lernen beginnen		będą znosić
Ik vang Lernen beginnen		Łapię
jij vangt Lernen beginnen		złapiesz
hij vangt Lernen beginnen		łapie
wij vangen Lernen beginnen		łapiemy
jullie vangen Lernen beginnen		złapiesz
zij vangen Lernen beginnen		łapią
ik heb gevangen Lernen beginnen		Złapałem
je hebt gevangen Lernen beginnen		złapałeś
hij/zij/het heeft gevangen Lernen beginnen		on / ona / on złapał
we hebben gevangen Lernen beginnen		złapaliśmy
jullie hebben gevangen Lernen beginnen		złapałeś
zij hebben gevangen Lernen beginnen		złapali
ik ving Lernen beginnen		złapałem
jij ving Lernen beginnen		złapałeś
hij ving Lernen beginnen		złapał
wij vingen Lernen beginnen		złapaliśmy
jullie vingen Lernen beginnen		złapałeś
zij vingen Lernen beginnen		złapali
ik zal vangen Lernen beginnen		Złapię
jij zult vangen Lernen beginnen		złapiesz
hij zal vangen Lernen beginnen		on złapie
wij zullen vangen Lernen beginnen		złapiemy
jullie zullen vangen Lernen beginnen		złapiesz
zij zullen vangen Lernen beginnen		oni złapią
ik verander Lernen beginnen		zmienić
je verandert Lernen beginnen		zmieniasz się
hij/zij/het verandert Lernen beginnen		on / ona / ono się zmienia
we veranderen Lernen beginnen		zmieniamy się
jullie veranderen Lernen beginnen		zmieniasz się
zij veranderen Lernen beginnen		oni się zmieniają
ik heb veranderd Lernen beginnen		Zmieniłem się
je hebt veranderd Lernen beginnen		zmieniłeś się
hij/zij/het heeft veranderd Lernen beginnen		on / ona / ona się zmieniła
we hebben veranderd Lernen beginnen		zmieniliśmy się
jullie hebben veranderd Lernen beginnen		zmieniłeś się
ze hebben veranderd Lernen beginnen		oni się zmienili
ik veranderde Lernen beginnen		Zmieniłem się
je veranderde Lernen beginnen		zmieniłeś się
hij/zij/het veranderde Lernen beginnen		on / ona / to się zmieniło
we veranderden Lernen beginnen		zmieniliśmy się
jullie veranderden Lernen beginnen		zmieniłeś się
ze veranderden Lernen beginnen		zmienili się
ik zal veranderen Lernen beginnen		Zmienię się
je zult veranderen Lernen beginnen		zmienisz się
hij/zij/het zal veranderen Lernen beginnen		on / ona / ona się zmieni
we zullen veranderen Lernen beginnen		zmienimy się
jullie zullen veranderen Lernen beginnen		zmienisz się
zullen veranderen Lernen beginnen		zmieni się
ik kies Lernen beginnen		Wybieram
jij kiest Lernen beginnen		Ty wybierasz
hij kiest Lernen beginnen		on wybiera
wij kiezen Lernen beginnen		wybieramy
ik heb gekozen Lernen beginnen		Wybrałem
je hebt gekozen Lernen beginnen		wybrałeś
hij/zij/het heeft gekozen Lernen beginnen		on / ona / on wybrał
we hebben gekozen Lernen beginnen		wybraliśmy
jullie hebben gekozen Lernen beginnen		wybrałeś
zij hebben gekozen Lernen beginnen		oni wybrali
ik koos Lernen beginnen		Wybrałem
u koos Lernen beginnen		wybrałeś
hij koos Lernen beginnen		wybrał
wij kozen Lernen beginnen		wybraliśmy
jullie kozen Lernen beginnen		oni wybrali
zij kozen Lernen beginnen		oni wybrali
ik zal kiezen Lernen beginnen		Wybieram
jij zult kiezen Lernen beginnen		wybierzesz
hij zal kiezen Lernen beginnen		on wybierze
we zullen kiezen Lernen beginnen		wybierzemy
jullie zullen kiezen Lernen beginnen		wybierzesz
zij zullen kiezen Lernen beginnen		oni wybiorą
ik reinig Lernen beginnen		Sprzątam
jij reinigt Lernen beginnen		oczyszczasz
hij reinigt Lernen beginnen		on oczyszcza
jullie reinigen Lernen beginnen		oczyszczasz
wij reinigen Lernen beginnen		my myjemy
zij reinigen Lernen beginnen		oczyszczają się
ik heb gereinigd Lernen beginnen		Sprzątałem
je hebt gereinigd Lernen beginnen		wyczyściłeś
hij heeft gereinigd Lernen beginnen		on posprzątał
we hebben gereinigd Lernen beginnen		posprzątaliśmy
jullie hebben gereinigd Lernen beginnen		oczyściłeś się
zij hebben gereinigd Lernen beginnen		oczyścili
ik zal reinigen Lernen beginnen		Oczyszczę
jij zult reinigen Lernen beginnen		oczyścisz się
hij zal reinigen Lernen beginnen		on oczyści się
we zullen reinigen Lernen beginnen		my oczyścimy
jullie zullen reinigen Lernen beginnen		oczyścisz się
zij zullen reinigen Lernen beginnen		oni oczyszczą się
Ik kom Lernen beginnen		Pochodzę
jij komt Lernen beginnen		przyjdziesz
hij komt Lernen beginnen		on nadchodzi
we komen Lernen beginnen		nadchodzimy
jullie komen Lernen beginnen		przybywasz
zij komen Lernen beginnen		przychodzą
ik ben gekomen Lernen beginnen		Przyszedłem
jij bent gekomen Lernen beginnen		przybyłeś
hij is gekomen Lernen beginnen		on przyszedł
we zijn gekomen Lernen beginnen		przyszliśmy
jullie zijn gekomen Lernen beginnen		przybyłeś
zij zijn gekomen Lernen beginnen		przyszli
Ik kwam Lernen beginnen		Przyszedłem
jij kwam Lernen beginnen		Przybyłeś
hij kwam Lernen beginnen		przyszedł
wij kwamen Lernen beginnen		przyszliśmy
jullie kwamen Lernen beginnen		przyszedłeś
zij kwamen Lernen beginnen		przyszli
ik zal komen Lernen beginnen		Przyjdę
jij zult komen Lernen beginnen		przyjdziesz
hij zal komen Lernen beginnen		on przyjdzie
jij zult komen Lernen beginnen		przyjdziesz
hij zal komen Lernen beginnen		on przyjdzie
we zullen komen Lernen beginnen		przyjdziemy
jullie zullen komen Lernen beginnen		przyjdziesz
zij zullen komen Lernen beginnen		oni przyjdą
ik kook Lernen beginnen		Gotuję
jij kookt Lernen beginnen		gotujesz
hij kookt Lernen beginnen		on gotuje
we koken Lernen beginnen		gotujemy
jullie koken Lernen beginnen		gotujesz
zij koken Lernen beginnen		oni gotują
ik heb gekookt Lernen beginnen		Gotowałem
jij hebt gekookt Lernen beginnen		gotowałeś
hij heeft gekookt Lernen beginnen		on ugotował
we hebben gekookt Lernen beginnen		mamy gotowane
jullie hebben gekookt Lernen beginnen		gotowałeś
zij hebben gekookt Lernen beginnen		oni ugotowali
ik kookte Lernen beginnen		Gotowałem
jij kookte Lernen beginnen		gotowałeś
hij kookte Lernen beginnen		gotował
we kookten Lernen beginnen		ugotowaliśmy
jullie kookten Lernen beginnen		gotowałeś
zij kookten Lernen beginnen		gotowali
ik zal koken Lernen beginnen		Będę gotować
jij zult koken Lernen beginnen		będziesz gotować
hij zal koken Lernen beginnen		on będzie gotował
we zullen koken Lernen beginnen		będziemy gotować
jullie zullen koken Lernen beginnen		będziesz gotować
zij zullen koken Lernen beginnen		będą gotować

praca gramatyka 1 wszy dzien

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.

Mehr