das Wörterbuch Englisch Minus niederländisch

English - Nederlands, Vlaams

January Holländisch:

1. januari januari


Vandaag is het twee januari.
Het is hier in januari erg koud. Een januari valt dit jaar op dinsdag.
Januari is de eerste maand van het jaar.
We gaan de definitieve agenda vrijgeven op maandagmorgen 20 januari. Dus reageer snel alsjeblieft.
Op 25 januari zal hij terugkomen.

Holländisch Wort "January"(januari) tritt in Sätzen auf:

Lesson 10 - weekdays + months + seasons
Maanden en seizoenen in het Engels
lesson 2 the noun
Months in Netherland
Vocablist 30/8/20