1. roken
Roken jullie?
Wil je alsjeblieft niet roken in deze kamer?
Ik mag niet roken.
Wilt ge roken?
Nu denk eraan dat ge niet moogt roken in zijn auto.
Roken is toegestaan.
Er wordt dikwijls op gewezen dat roken een gezondheidsrisico inhoudt.
Hij heeft verschillende keren geprobeerd van het roken af te raken, maar het is niet gelukt.
Roken schaadt de gezondheid.
Jouw hoest is het gevolg van roken.
Volgens een studie sterven elk jaar 53.000 Amerikanen aan de gevolgen van passief roken.
Mijn broer heeft mij aangeraden met roken te stoppen.
Hij stopte met roken op advies van zijn dokter.
Bill is met roken gestopt.
Uiteindelijk beslisten de twee Indiaanse stamhoofden de strijdbijl te begraven en de vredespijp te roken.
Holländisch Wort "palić papierosy"(roken) tritt in Sätzen auf:
8/1 De ideale huisgenoothet oud werkwoord 5