das Wörterbuch Polnisch Minus niederländisch

język polski - Nederlands, Vlaams

podłoga Holländisch:

1. de vloer de vloer


1. Hij mopt de vloer elke dag 2. Ik ben de vloer aan het moppen.

Holländisch Wort "podłoga"(de vloer) tritt in Sätzen auf:

Miejsca, aktywności, przedmioty
5/3 Een gezellig huis
Pomieszczenia w mieszkaniu
Boom, de opmaat, thema 1
Wszystkie słówka

2. de verdieping de verdieping



Holländisch Wort "podłoga"(de verdieping) tritt in Sätzen auf:

Język holenderski

3. vloer vloer


De olie maakte de vloer glad en veroorzaakte zijn plotse val.
Hij stond op de vloer.
In de kamer staan bedden, vastgeschroefd aan de vloer. Daarop zitten en liggen mensen in blauwe ziekenhuiskleding en net als vroeger met mutsjes op. Dat zijn de gekken.
Ik poetste de vloer en het meubilair op.
Het lijkt er op dat de kinderen op de vloer zullen moeten slapen.
Op de vloer ligt een dik tapijt.

Holländisch Wort "podłoga"(vloer) tritt in Sätzen auf:

Język holenderski