1. afmaken
Ik wil het werk zelf afmaken.
Je moet je studie afmaken voor je vader wordt
Holländisch Wort "skończyć"(afmaken) tritt in Sätzen auf:
Słówka Usłyszane 352. afwerken
Holländisch Wort "skończyć"(afwerken) tritt in Sätzen auf:
af - werkwoorden 13. terechtkomen
Wat zal er van Japan terechtkomen?
4. eindigen
Die lessen Engels, die twee maanden geleden zijn begonnen, zullen binnen enkele dagen eindigen.
5. rond krijgen
6. belanden
Gemiddeld belanden er in Nederland elke dag 1 à 2 jongeren onder de 18 in het ziekenhuis omdat ze te veel hebben gedronken.
Holländisch Wort "skończyć"(belanden) tritt in Sätzen auf:
Niuews van de week7. afkrijgen
Holländisch Wort "skończyć"(afkrijgen) tritt in Sätzen auf:
WIL ER IEMAND OP DOT AGENDAPUNT REAGEREN?8. uitmaken
Dat maakt ons niet zoveel uit. Maakt niet uit! Dat maakt niets uit! Hij heeft het uitgemaakt met zijn vriendin. Dat moet ieder voor zichzelf uitmaken
Ik kon maar niet uitmaken waarover hij het had.
9. af te maken
10. zijn klaar met