1. het onderwerp
het onderwerp bij gesprek
2. onderwerp
Het homohuwelijk is onderwerp van veel discussies.
Er zijn heel wat boeken over het onderwerp.
We praten samen over verschillende onderwerpen.
We hebben lang over het onderwerp gediscussiëerd.
Over dat onderwerp hebben ze dezelfde mening.
Ze veranderde van onderwerp.
Maar nu het volgende onderwerp.
Wiskunde is een gemakkelijk onderwerp voor mij.
In gesprekken ben ik maar degene die antwoordt, ik kan niet zelf een onderwerp aansnijden.
Ik ben blij uw gedachten over dat onderwerp te horen.
Holländisch Wort "temat"(onderwerp) tritt in Sätzen auf:
słówka zo gezegd 1 i 2