→ Zdania → Start Lernen / Flashcards Herunterladen MP3

Lernen beginnen

Frage		Antworten
Co jadłeś wczoraj? Lernen beginnen		Wat heb je gisteren gegeten?
Gdzie to kupiłeś? Lernen beginnen		Waar heb je het gekocht
Który sklep lubisz najbardziej? Lernen beginnen		Welke winkel vind je het leukst?
Dziś nie byłam w pracy. Lernen beginnen		Ik was vandaag niet aan het werk.
Do którego pokoju powinnam iść? Lernen beginnen		Naar welke kamer moet ik gaan?
Jak długo tu pracujesz? Lernen beginnen		Hoe lang werk je hier al?
Jak długo mieszkasz w Holandii? Lernen beginnen		Hoe lang woon je al in Nederland?
Wiele się tutaj uczę. Lernen beginnen		Ik leer hier veel.
Porozmawiamy innym razem. Lernen beginnen		We praten een andere keer.
Czy podoba ci się tutaj? Lernen beginnen		Vind je het hier leuk
spacer w kosmosie Lernen beginnen		een wandeling in de ruimte
nie bardzo Lernen beginnen		niet echt
Ten pies wygląda niebezpiecznie. Lernen beginnen		Die hond ziet er gevaarlijk uit.
Ten pies wydaje się bardzo niebezpieczny. Lernen beginnen		Die hond lijkt heel gevaarlijk.
Dzieci bawiły się dziś po południu. Lernen beginnen		De kinderen hebben vanmiddag buiten gespeeld.
Moja córka rzuciła piłkę w okno. Lernen beginnen		Mijn dochter Heeft de bal tegen het raam gegooid.
Włożyłeś sałatkę do miski? Lernen beginnen		Heb jij de salade in de kom gedaan?
Położył kanapkę na talerzu. Lernen beginnen		Hij Heeft de boterham op een bord gelegd.
Chodź tutaj Lernen beginnen		Kom eens hier

Zdania