HELP_2_les_2

 0    113 Datenblatt    agajol
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
w cudzysłowie
musisz to wziąć w cudzysłów
Lernen beginnen
tussen aanhalingstekens
Je moet het tussen aanhalingstekens zetten
Super pogoda!
Lernen beginnen
Lekker weertje, he?
Ale upał!
Lernen beginnen
Tjonge, wat is het heet!
duszna/parna pogoda
Ale dziś parno/duszno.
Lernen beginnen
benauwd weer
Het is wel benauwd vandaag
duszno (w pomieszczeniu)
1. ale tu zaduch 2. czuć tu stęchlizną
Lernen beginnen
muf
1. het is muf hier 2. het ruikt hier muf
mieć stracha
1. tego się zawsze boi 2. ma stracha, gdy docent na nią patrzy
Lernen beginnen
het benauwd hebben
1. Daar is ze altijd benauwd voor 2. Ze krijgt het benauwd als de docent haar in de ogen kijkt
Jest pogodnie
Lernen beginnen
De zon schijnt = het is zonnig weer
Leje jak z cebra
Lernen beginnen
Het regent dat het giet.
Leje jak z cebra
Lernen beginnen
De regen komt met bakken uit de hemel
Jest strasznie gorąco (upał)
Lernen beginnen
Het is bloedheet/snikheet
Pada grad.
Lernen beginnen
Het hagelt.
Dzisiaj jest odwilż.
Lernen beginnen
Het dooit vandaag.
Dzisiaj jest mróz.
Lernen beginnen
Het vriest vandaag.
szron/gołoledź
Lernen beginnen
Het ijzelt (de ijzel)
burza z piorunami
Lernen beginnen
Het onweert (het onweer)
ulewa
Lernen beginnen
De bui = regenbui, stortbui = plensbui, onweersbui = donderbui
nastrój, humor
jest dziś w złym / dobrym / wesołym nastroju
Lernen beginnen
de bui
ze heeft vandaag een kwade / goede / vrolijke bui
zaspa
Lernen beginnen
de sneeuwbank
doświadczyć, zaznać, przeżyć
1. jak odbiera pogodę w NL, jaki ma do niej stosunek 2. sam tego doświadczyłem
Lernen beginnen
ervaren
1. Hoe ervaart hij het Nederlandse weer? 2. Ik heb dat zelf ervaren
doświadczony
jest doświadczonym nauczycielem
Lernen beginnen
ervaren
DM is een ervaren docent
doświadczenie
znam to z własnego doświadczenia
Lernen beginnen
de ervaring
Ik ken het uit eigen ervaring
doświadczyć, zaznać, przeżyć, przejść
1. ona niejednego już w życiu doświadczyła 2. czegoś takiego jeszcze nigdy nie widziałem / doświadczyłem
Lernen beginnen
meemaken
1. Ze heeft heel wat meegemaakt 2. Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt
brudny
Lernen beginnen
vies
zdeprymowany czymś
Lernen beginnen
gedeprimeerd van
bezchmurne niebo
Lernen beginnen
de blauwe lucht
zachmurzone niebo
Lernen beginnen
de betrokken lucht
powietrze; niebo
1. na niebie nie ma chmur 2. chmurzy się 3. coś wisi w powietrzu, na coś się zanosi
Lernen beginnen
de lucht
1. Er zijn geen wolken in de lucht 2. de lucht betrekt 3. Er hangt iets in de lucht
tam i z powrotem
Lernen beginnen
heen en weer
pogodzić się z
z tym da się żyć
Lernen beginnen
zich verzoenen met (iets, iemand)
Ik kan mij er best mee verzoenen
pogodzony
byłem znów pogodzony z życiem
Lernen beginnen
verzoend
Ik was weer verzoend met het leven
szaleć za
Lernen beginnen
dol op zijn
xxx
Lernen beginnen
iets graag hebben
xxx
Lernen beginnen
iets liever hebben
xxx
Lernen beginnen
iets liefst hebben
dopiero co, właśnie
1. gdy dopiero co się tutaj znalazłam 2. właśnie przyszła
Lernen beginnen
net
1. Toen ik net hier was 2. Ze is net gekomen
mroźny
Lernen beginnen
ijskoud
dmuchać, wiać
1. wiatr zwiewał śnieg z lodu 2. proszę dmuchnąć [balonik z alkomatem] 3. zagrać na trąbce / flecie /rogu
Lernen beginnen
blazen
1. De wind blies de sneeuw over het ijs 2. Wilt u even blazen, meneer? 3. op de trompet / de fluit / de hoorn blazen
w oddali
Lernen beginnen
in de verte
Gdybym miał 20 lat...
Lernen beginnen
Was ik maar twintig...
akapit
Lernen beginnen
de alinea
nagłówek
nad akapitami umieścić nagłówki
Lernen beginnen
het kopje
boven de alinea's een kopje zetten
odzwierciedlić, wyrazić
nagłówek oddaje zwięźle treść akapitu
Lernen beginnen
iets weergeven
Het kopje geeft de samenvatting van de inhoud van de alinea weer
przynależeć do, łączyć się z
który nagłówek łączy się z którym akapitem
Lernen beginnen
horen bij
Welk kopje hoort bij welke alinea
nastrój, humor
Lernen beginnen
het humeur
nastrój, humor
Lernen beginnen
de stemming
ponury
Lernen beginnen
somber
niby, rzekomo; tak zwany
Lernen beginnen
zogenaamd
harować, tyrać
Lernen beginnen
zwoegen
pogodzić się
Lernen beginnen
zich verzoenen
wizyta (w)
pierwszą wizytę w Holandii złożyłem w lecie 2004
Lernen beginnen
het bezoek (aan)
Mijn eerste bezoek aan Nederland vond in de zomer van 2004 plaats
opowiadanie, opowieść
z opowieści rodziców
Lernen beginnen
het verhaal
uit de verhalen van mijn ouders
biuro informacji turystycznej (w Holandii)
Lernen beginnen
de VVV [Vereniging voor Vreemdelingenverkeer]
zasięgnąć informacji na temat, zapytać o
musisz o nią zapytać, zasięgnąć informacji o niej
Lernen beginnen
informeren naar
Je moet naar haar informeren
być zainteresowanym
jest zainteresowana / interesuje się literaturą niderlandzką
Lernen beginnen
geinteresseerd zijn in
Ze is geinteresseerd in de Nederlandse literatuur
interesować się
interesuje się / jest zainteresowana literaturą niderlandzką
Lernen beginnen
zich interesseren voor
Ze interesseert zich voor de Nederlandse literatuur
wpaść na pomysł
przyszło jej do głowy zaprosić wszystkich przyjaciół
Lernen beginnen
op het idee komen
Ze is op het idee gekomen om alle vrienden uit te nodigen
prognoza pogody
Lernen beginnen
de weersverwachting
zarezerwować, zamówić; omówić; zrecenzować
1. zarezerwować pokój w hotelu, 2. omówić jakiś problem 3. zrecenzować jakąś książkę
Lernen beginnen
bespreken
1. een kamer in een hotel bespreken 2. een probleem bespreken 3. een boek bespreken
rozkoszować się / cieszyć się czymś
musisz cieszyć /rozkoszować się życiem / korzystać z życia
Lernen beginnen
genieten van
Je moet van het leven genieten
zachód słońca
Lernen beginnen
zonsondergang
wschód słońca
od wschodu do zachodu słońca
Lernen beginnen
de zonsopgang
van zonsopgang tot zonsondergang
ogłoszenie, reklama
Lernen beginnen
de advertentie
ośrodek informacji turystycznej
Lernen beginnen
het verkeersbureau
pod dostatkiem
miejsca jest pod dostatkiem
Lernen beginnen
volop
Er is volop ruimte
przestrzeń
Lernen beginnen
de ruimte
zajęcie
Lernen beginnen
de activiteit
plaża
Lernen beginnen
het strand
basen
Lernen beginnen
het zwembad
ogródek letni (piwny); taras
Lernen beginnen
het terras
destynacja, cel/kierunek podróży
Lernen beginnen
de bestemming
oferować, proponować
Lernen beginnen
bieden
krystalicznie czysty
Lernen beginnen
kristalhelder
znakomity
Lernen beginnen
voortreffelijk
tajemniczy, zagadkowy
Lernen beginnen
mysterieus
świątynia
Lernen beginnen
de tempel
urzekający, zachwycający
jego pizza zawsze wybornie smakuje
Lernen beginnen
verrukkelijk
Zijn pizza smaakt altijd verrukkelijk
Maltańczyk
Lernen beginnen
de Maltezer
miłośnik kultury
Lernen beginnen
de cultuurliefhebber
amator sportu
Lernen beginnen
de sportliefhebber
gościnny
Lernen beginnen
gastvrij
zaledwie
podróż do Amsterdamu trwa zaledwie 3 godziny
Lernen beginnen
slechts
Het is slechts drie uur rijden naar Amsterdam
zaledwie
1. w Holandii nie ma wcale gór i prawie nie ma wzgórz 2. ona ledwie umie czytać 3. jak tylko znaleźli się w domu zaczęła znowu się kłócić
Lernen beginnen
nauwelijks
1. Nederland heeft helemaal geen bergen en het heeft nauwelijks heuvels 2. Ze kan nauwelijks lezen 3. Ze waren nauwelijks thuis of ze begon weer ruzie te maken
wzgórze, pagórek
Lernen beginnen
de heuvel
pagórkowaty
Lernen beginnen
heuvelachtig
poziom morza
1. część kraju leży nawet poniżej poziomu morza 2. 2 m poniżej / powyżej poziomu morza
Lernen beginnen
de zeespiegel
1. Een gedeelte van het land ligt zelfs onder de zeespiegel 2. 2 meter beneden / boven de zeespiegel
port lotniczy
Lernen beginnen
de luchthaven
jednolity
Lernen beginnen
uniform
mundur
Lernen beginnen
het/de uniform
wrażenie
kraj sprawia wrażenie jednolitego
Lernen beginnen
de indruk
Het land maakt een uniforme indruk
krajobraz
krajobraz nie jest wszędzie taki sam
Lernen beginnen
het landschap
Het landschap is niet overal hetzelfde
wszędzie
Lernen beginnen
overal
bogaty w wodę
Lernen beginnen
waterrijk
miłośnik sportów wodnych
Lernen beginnen
watersporter
uprawiać sporty wodne
Lernen beginnen
aan watersport doen
polder
Lernen beginnen
polder
jezioro
Lernen beginnen
het meer
grobla
Lernen beginnen
de dijk
wokół tego
wokół tego zbudowano / usypano groble
Lernen beginnen
daaromheen
Daar heeft men dijken om gelegd
następnie
Lernen beginnen
vervolgens
wypompować
Lernen beginnen
wegpompen
wiatrak
Lernen beginnen
de windmolen
gleba piaszczysta, piaski
Lernen beginnen
zandgrond
katastrofa
wyspy znalazły się pod wodą / zostały zalane wodą
Lernen beginnen
de ramp
De eilanden kwamen onder water te staan
zginąć, stracić życie
zginęło wówczas 1834 ludzi
Lernen beginnen
om het leven komen
Er kwamen toen 1834 mensen om het leven
tak zwany
tzw. Plan Delta
Lernen beginnen
zogenaamd
Het zogenaamde Deltaplan
tama
Lernen beginnen
de dam
ujście (rzeki, jeziora do morza)
Lernen beginnen
het zeegat
mieć siedzibę
siedzibą rządu jest Haga
Lernen beginnen
zetelen
De regering zetelt in Den Haag
znany z
Lernen beginnen
bekend om
należeć do
Lernen beginnen
behoren tot
nieprzyjemnie zimny i wietrzny
pogoda jest dzisiaj nieprzyjemna (jest zimno i wietrznie)
Lernen beginnen
guur
Het is guur vandaag
mierzy nie mniej niż 312 m.
Lernen beginnen
Het is maar liefst 312 meter hoog
to kosztuje aż 20 euro
Lernen beginnen
Het kost maar liefst €20

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.