Ziek zijn

 0    25 Datenblatt    gggracjans
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
ziek zijn
Ja, het is niet leuk om ziek te zijn.
Lernen beginnen
chorować/ być chorym
Tak, to nie jest przyjemne (fajne), aby chorować.
hinken
Daniel hinkt door een bosje.
Lernen beginnen
kuśtykać/ kuleć
Daniel kuśtyka poprzez lasek.
de pijn
Mijn hoofd doet pijn.
Lernen beginnen
ból
Głowa mnie boli.
worden
Mijn linkerbeen is dikker geworden.
Lernen beginnen
zostać, stać się
Moja lewa noga zrobiła się grubsza.
de klacht/ de klachten (pluralis)
Wat zijn uw klachten?/ Ik wil een klacht indienen bij UPC.
Lernen beginnen
skarga/ zażalenie/ dolegliwość
Na co się pan skarży?(dosł.: Jakie są pańskie dolegliwości?)/ Chcę złożyć skarga/ zażalenie do UPC.
de griep
Wat zou het toch zijn? Heb ik griep of verkoudheid?
Lernen beginnen
grypa
Co to by mogło być? Mam grypę czy przeziębienie?
ontsteking
Ik ben ziek. Ik heb een longontsteking.
Lernen beginnen
zapalenie
Jestem chory. Mam zapalenie płuc.
verkouden
Ik ben verkouden. Ik heb last van hoofdpijn, keelpijn en een loopneus.
Lernen beginnen
przeziębiony
Jestem przeziębiony. Cierpię na ból głowy, gardła i mam katar.
maagzuur
Lernen beginnen
nadkwaśność żołądka
hoesten
Ze hoest al wekenlang. Hij hoest de longen uit zijn lijf.
Lernen beginnen
kaszleć
Ona kaszle już całymi tygodniami. On wypluwa sobie płuca.
de oorsuizen/ de oorsuizing
Lernen beginnen
szumy w uszach, dzwonienie w uszach
gebroken
Mijn hand is warschijnlijk gebroken.
Lernen beginnen
złamane,-y,-a
Moja ręka jest prawdopodobnie złamana.
verstuikt
Ik heb een verstuikte enkel.
Lernen beginnen
skręcone, wykręcone
Mam skręconą kostkę.
aambeien
Lernen beginnen
hemoroidy
een verstopte neus
Langdurig gebruik van deze neusspray veroorzaakt een verstopte neus.
Lernen beginnen
zatkany nos
Długotrwałe stosowanie tego sprayu do nosa powoduje zatkanie nosa.
jeuken
Mijn litteken jeukt verschrikkelijk.
Lernen beginnen
swędzieć
Moja blizna strasznie swędzi.
hartkloppingen
Ik heb hartkloppingen. Ik ben bang dat het een hartaanval is.
Lernen beginnen
kołatanie serca
Mam kołatanie serca. Boję się, że to zawał.
zich voelen
Hoe voelt u zich?
Lernen beginnen
czuć się
Jak pan się czuje?
de koorts
Hebt u een koorts?
Lernen beginnen
gorączka
Czy ma pan gorączkę?
allergie
Ik heb een allergie voor honden.
Lernen beginnen
alergia
Mam alergię na psy.
de verwijsbrief
Krijg ik een verwijsbrief voor de specialist?
Lernen beginnen
skierowanie
Czy dostanę skierowanie do specjalisty?
het recept
Ik zal u een recept geven voor pijnstillers.
Lernen beginnen
recepta/ przepis
Dam panu receptę na tabletki przeciwbólowe.
Waar hebt u last van?/ Waar doet het pijn?
Lernen beginnen
Na co pan cierpi?/ Gdzie pana boli?
het verband
Lernen beginnen
opatrunek
de schat
Hoi, schat, je ziet er niet goed uit. Ben je ziek?
Lernen beginnen
skarb
Cześć, skarbie, nie wyglądasz dobrze. Jesteś chory?

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.