Moja lekcja

 0    117 Datenblatt    nessa16
mp3 downloaden Drucken spielen überprüfen
 
Frage Antworten
de straat
Lernen beginnen
street
leuk
Lernen beginnen
nice
prima
Lernen beginnen
wonderful
het gaat wel
Lernen beginnen
fine
problemen (het probleem)
Lernen beginnen
problems
buren
Lernen beginnen
neighbours
niet zo
Lernen beginnen
not so
belangrijk
Lernen beginnen
important
de week
Lernen beginnen
week
een paar dagen (dag)
Lernen beginnen
a few (days)
Venetië
Lernen beginnen
Venice
prachtig
Lernen beginnen
fine / splendid
veel
Lernen beginnen
many
foto’s maken
Lernen beginnen
take photos
sinds
Lernen beginnen
since
de camcorder
Lernen beginnen
camcorder
romantische (romantisch)
Lernen beginnen
romantic
de film
Lernen beginnen
film
na
Lernen beginnen
after
direct
Lernen beginnen
right now
thuis
Lernen beginnen
at home
de afspraak
Lernen beginnen
date / appointment
maken
Lernen beginnen
to make
de datum
Lernen beginnen
date
dan
Lernen beginnen
then
blijf (blijven)
Lernen beginnen
stay
eten
Lernen beginnen
eat
spaghetti carbonara
Lernen beginnen
spaghetti carbonara
het plan
Lernen beginnen
plan
schrijf (schrijven)
Lernen beginnen
write
de agenda
Lernen beginnen
callendar
hartstikke leuk
Lernen beginnen
terrific / fantastic
vind ik ook (vinden)
Lernen beginnen
I think so too
de winkel
Lernen beginnen
shop
wens (wensen)
Lernen beginnen
wish
fijne (fijn)
Lernen beginnen
nice / good
volgende
Lernen beginnen
next
tot dan
Lernen beginnen
until then
komt tegen (tegenkomen)
De ober, Bert, komt op straat zijn vriend Hans tegen.
Lernen beginnen
meets
The waiter, Bert, meets in the street his friend Hans.
kijken naar
Kom je na de vakantie naar de film kijken?
Lernen beginnen
watch/ look at
Will you come to watch my after holiday film?
afspreken
Zullen we direct iets afspreken?
Lernen beginnen
set a date / make an appointment /arrange
Should we set a date right now?
dat lukt niet (lukken)
Nee, dat lukt niet.
Lernen beginnen
that doesn’t work (happen)
No, I can not. (it will not work).
ik moet ervandoor
Lernen beginnen
I have to go
doe de groeten aan (de groeten doen aan)
Doe de groeten aan Wilma.
Lernen beginnen
give my regards to
Give my regards to Wilma.
geleden
Dat is lang geleden, zeg.
Lernen beginnen
ago
That was long ago, say.
iets
Lernen beginnen
something
hartstikke
hartstikke leuk
Lernen beginnen
very / completely
hartstikke leuk
ervandoor
Ik moet ervandoor
Lernen beginnen
off/ away
I have to go.
gauw
Ik moet nog gauw even naar de winkel.
Lernen beginnen
quickly/ soon
I still have to go to shop quickly.
de vriend
Lernen beginnen
friend
boodschappen doen
Lernen beginnen
shopping
de markt
Lernen beginnen
the market
de groenteboer
Lernen beginnen
the greengrocer
wie is er aan de beurt
Lernen beginnen
whose turn is it/ who is next?
de beurt
Lernen beginnen
the turn
alsjeblieft
Lernen beginnen
Please
de courgette
Lernen beginnen
zucchini
gele (geel)
Lernen beginnen
yellow (yellow)
paprika’s (de paprika)
Lernen beginnen
peppers (paprika)
mooie (mooi)
Lernen beginnen
beautiful/nice (beautiful)
tomaten (de tomaat)
Lernen beginnen
tomatoes (tomato)
altijd
Lernen beginnen
always
sorry
Lernen beginnen
Sorry
(na)tuurlijk
Lernen beginnen
Sure
anders nog iets
Lernen beginnen
Anything else
typisch
Lernen beginnen
typical
het gerecht
Lernen beginnen
the dish
buitenlanders (de buitenlander)
Lernen beginnen
foreigners (the foreigner)
de stamppot
Lernen beginnen
mashed potato and vegetables
de andijvie
Lernen beginnen
endive
spekjes (het spekje)
Lernen beginnen
bacon (the spekje)
vaak
Lernen beginnen
often
heerlijk
Lernen beginnen
delicious
goedkope (goedkoop)
Lernen beginnen
cheap (cheap)
personen (de persoon)
Lernen beginnen
people (person)
ongeveer
Lernen beginnen
about
halve (half)
Lernen beginnen
Half (half)
de kilo
Lernen beginnen
the kilo
aardappels (de aardappel)
Lernen beginnen
potatoes (potato)
de slager
Lernen beginnen
the butcher
was (zijn)
Lernen beginnen
was (were)
de bloemkool
Lernen beginnen
Cauliflower
het bakje (de bak)
Lernen beginnen
the container (bucket)
champignons (de champignon)
Lernen beginnen
mushrooms (champignon)
de peterselie
Lernen beginnen
parsley
het bosje (de bos)
Lernen beginnen
bunch
verder nog
Lernen beginnen
and further
boontjes (de boon)
Lernen beginnen
beans (bean)
verse (vers)
Lernen beginnen
fresh (fresh)
de knoflook
Lernen beginnen
the garlic
komkommers (de komkommer)
Lernen beginnen
cucumbers (cucumber)
de euro
Lernen beginnen
the euro
wel
Lernen beginnen
well
genoeg
Lernen beginnen
enough
waarnaartoe
Lernen beginnen
where to
de cent
Lernen beginnen
cent
geeft niet
Lernen beginnen
does not matter
de sla
Lernen beginnen
the lettuce
de broccoli
Lernen beginnen
the broccoli
de kool
Lernen beginnen
cabbage
de witte kool
Lernen beginnen
white cabbage
de rode kool
Lernen beginnen
red cabbage
de boerenkool
Lernen beginnen
kale (jarmuz)
de zuurkool
Lernen beginnen
sauerkraut (kapusta kiszona)
de ui
Lernen beginnen
the onion
de wortel
Lernen beginnen
the carrot
de groente
Lernen beginnen
vegetable
het fruit
Lernen beginnen
fruit
de apple
Lernen beginnen
the apple
de peer
Lernen beginnen
the pear
de sinaasappel
Lernen beginnen
the Orange
de mandarijn
Lernen beginnen
the Mandarin
de kiwi
Lernen beginnen
the Kiwi
de banaan
Lernen beginnen
the banana
de aardbei
Lernen beginnen
the strawberry
de druif
Lernen beginnen
the grape
de perzik
Lernen beginnen
the Peach

Sie müssen eingeloggt sein, um einen Kommentar zu schreiben.